KACHEL
o>
O
O*
U)
01
De winter van 1962/63 was de koudste en langste van de twin
tigste eeuw. Hij begon op de verjaardag van Sint-Nicolaas met
een extreem dichte mist. Veertien dagen later drong de Rus
sische vrieskou dwars door het ijzeren gordijn heen ons lucht
ruim binnen en op tweede kerstdag viel de eerste sneeuw.
Rond de jaarwisseling was er praktisch geen verkeer meer mo
gelijk. De kolenboeren raakten door hun voorraad heen en het
zoutgehalte van het drinkwater steeg onrustbarend, terwijl het
zout in de winkels uitverkocht was. Nederland schaarde zich
rond de kolenkachel of de oliestook.
Een jaar eerder hadden de Russen op Nova Zembla de Tsar
Bomba tot ontploffing gebracht, een bom van 50 megaton,
3000 keer krachtiger dan de bom op Hiroshima. Misschien was
het daarom zo koud. Van die Russen kon je alles verwachten,
behalve mooi weer.
Zelf voelde ik me die winter als de bejaarde Eskimo die (in een
documentaire) zei dat hij het zijn hele leven zo koud had gehad.
Ik woonde sinds een half jaar in Rotterdam, in een onbewoon
baar verklaarde woning die niettemin werd verhuurd door een
gemeentelijke instelling die Rentegevende Eigendommen heet
te. Het was eigenlijk een halve woning want de hele was met
een wandje van latten en hardboard in tweeën gedeeld. In de
andere helft woonde een lorrenboer in luidruchtige gemeen
schap met zijn gezin. Van de vrouw des halven huizes leerde ik
de smartlappen kennen die ze ten gehore bracht als ze 's nachts
uit het buurtcafé kwam en de trap van onze gedeelde woning
opstommelde.
Ik vraag me nu af wat voor kachel ik had in die tijd. Want wie
herinnert zich zijn kachels van weleer? sont les poêles d'an-
tan? 's Nachts kroop ik onder drie dekens en een stapel jassen
in bed. Het leven buiten het ouderlijk nest was hard en mee
dogenloos, maar vrij en vol van dromen.