Kurt bekeek hij haar nauwgezet. Een lichaam in volkomen stilte. Los van alles. Fraai om te zien. Kurt zette de radio aan en zocht een andere zender. Hij vertelde dat de nieuwe naar huis was gegaan met zware hoofdpijn. Kurt begon al met tellen nog voordat hij goed en wel het laken vast had, op drie tilden ze haar over. Koning had een hekel aan dat haastige gedoe. Onzorgvuldigheid maakte hem kregel. Kurt floot mee met de radio als een slagersknecht die aan het uitbenen is. Koning spande zijn kaken. Gelukkig liet Kurt hem al snel alleen en ging assisteren in een andere verzorgkamer. Liefdevol liet hij het lauwwarme water over haar hoofd lopen. De kapper had ze kennelijk al lang niet meer bezocht of mis schien had ze een knotje gedragen. Hij drapeerde het gedroog de haar zo natuurlijk mogelijk langs het magere gezicht. Be hoedzaam, haar huid leek dun, broos. Ze had haar toegemeten tijd uitgediend. Ze verloor wat vocht en met een pincet duwde hij een propje zwelvezel in haar linkerneusgat. Hij maakte een aantekening voor zijn collega's, het zou misschien vervangen moeten worden. De nagels knipte hij wat bij, een vrouw, dus niet te kort. Haar kleren werden meegeleverd in blauw papier; dat zag je bijna niet meer. Een witkanten pyjama. Direct vulde de ruimte zich met een sterke kamfergeur. Ook Koning had zijn kleren klaar. Een nieuw pak, blauw. Een blauw met wit gestreept overhemd, rode das. Koninklijk. Hij zag dat het wc-papiertje het hangende rechterooglid toch niet voldoende sloot. Hij probeerde het opnieuw, het zag er onnatuurlijk uit. Hij probeerde een lenscupje, trok het ooglid over de kleine puntjes die de huid beter op hun plaats hielden. Hij knikte tevreden. Depte het oog kort na, wachtte, geen vocht. Het was goed zo. Met een zacht roze lippotlood trok hij haar liplijn na en vulde de mond wat in, vervaagde het iets met de top van zijn wijsvinger. Een rozenkrans, zelf was hij niet gelovig maar hield van het klassieke beeld dat zo'n kettinkje in de handen gaf. Je zag het ook wel op praalgraven waar de over ledenen op waren gebeeldhouwd. Hij hield zijn hoofd schuin, een kunstenaar die een doek in wording bekijkt. Iets van haar wezen dat was uitgevlakt probeerde hij weer op te halen. Hij schermde met zijn hand haar gezicht af en sprayde nog wat lak op de losse krullen. "Je kan er prima mee door," fluisterde hij haar toe.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2014 | | pagina 18