Hij kijkt naar de grond, bijt zacht op zijn onderlip en mompelt nauwelijks verstaanbaar: "Dan zie ik hem wel nooit meer." Moeder en zoon staan stil voor de speelgoedwinkel. De ingeto gen wijzers geven aan dat het inmiddels twintig minuten over tien is geworden. Nog geen half uur geleden heeft ze zijn slaperige persoontje uit huis meegenomen. Eerst wilde ze hem niet meenemen maar, zo hadden vrienden haar gezegd, het is voor kinderen beter om ook afscheid te nemen. Ze gooit haar handen in de lucht en haalt dan onder haar donkerblauwe manteljas haar portemonnee tevoorschijn, die vastzit aan een zilveren ketting. Ze trekt haar zoon mee naar binnen als een visser geroutineerd een klein visje. "Kom mee." "Ik dacht dat je geen geld bij je had?" De kerkklok toont dat het tien uur vijfentwintig is. Ze haasten zich door de lange winkelstraat. Zij loopt pinnig op haar hak ken om de tijd die ze kwijt zijn, in te halen. De scheve straat stenen met groeven ertussen, die toegerust zijn op de langzame wielen van berustende paardenkoetsen, vormen een ware kwel ling voor haar mollige enkels. De jongen sloft aan haar hand. Vaak echter moet hij zijn pas versnellen om haar bij te houden. Hij kijkt naar de grond en glimlacht om iets wat niemand anders weet. De robot in de verpakking houdt hij stevig onder zijn arm geklemd. Die moet straks mee in de kist.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2014 | | pagina 95