Ik hou van haar. Ze is strikt
als een wortelkanaalbehandeling,
onverbiddelijk als een ingesnoerd kontje.
Ze gutst in mijn hart een mooi rondje.
Met een scalpel roomt ze mijn oogjes af
en zingt met haar kleidroge mondje:
Gutsen, gutsen, goedgemutst gutsen.
Gutsen, gutsen, goedgemutst gutsen.
Je bent de kluts kwijt, kleine jongen, je bent
Haar zieltje is van crêpepapier,
het mijne van papier-maché.
De maan heeft enkel een kwartier om
te popschijnen op ons twee.
Uit zijn aankomende bundel Sauseschritt