tijdens een vorstperiode de wilgen met een kapmes. Ik ging dan altijd kijken. Ik luisterde naar het geluid van de dikke takken die op het harde oppervlak van de vijver vielen, op het ijs waar het een denkroos in opgesloten lag. Mijn geheugen laat me in de steek. Ik weet niet meer of Spaak er nog naar de hemel stond te blaffen terwijl hij aan zijn ket ting trok.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2014 | | pagina 21