geerde fascisten." Hij glimlachte en boog zich vertrouwelijk
voorover. "Weet u wie de eerste niet-Italiaanse paus is geweest?"
Ik schokschouderde wat.
"Een Nederlander, Adrianus VI. Mijn vriend en collega Co
Adriaanse is een afstammeling van hem. Wij zijn uit hetzelfde
hout gesneden. Rechtlijnig en eerlijk. Louis, heeft hij eens
gezegd, wij zijn de pausen van het voetbal. Wij hebben het
gelijk aan onze kant. Lui maar raak met je tegenspraak. Dat is
onze filosofie."
Ik bedacht waar hij zat in het proces. Hij dwaalde nu erg door
zijn eigen straten, zoals mijn Russische collega dat zou noe
men. Ik besloot hem uit te dagen met een vraag die hem zeker
niet zou bevallen.
"Waarom bent u niet Amsterdam? Ik associeer u met Amster
dam. Daar is het allemaal begonnen."
Hij sloeg met zijn handen op de leuningen van de stoel. Zijn
gebit schoot bijna uit zijn mond. "Gebruik je verstand, man,"
riep hij. "Dat stadje met die club van Cruijff, die halfgare filo
soof? Dat ben ik allemaal ontgroeid. Ajax, meneer, laat me niet
lachen. Ajax is een zogenaamde Jodenclub, maar weet u waar
Schindlers List is opgenomen. Juist, meneer, in Krakau, in een
prachtige Jodenwijk."
De tijd was bijna om en ik vroeg hem nog waar hij over
twijfelde bij het kiezen van een stad. "Welke andere stad had u
in gedachten," voeg ik.
Hij zweeg en ik verbaasde me erover dat hij daar over na moest
denken.
"Saint Louis," zei hij. "Maar daar schaam ik me een beetje voor.
U zou dat verkeerd uit kunnen leggen, want een heilige ben ik
natuurlijk niet. Vraag het Truus als u aan mijn woorden twijfelt."
Ik stond op en gaf hem een hand.
"Dan vergelijk ik me nog liever met de schoenlapper die de
draak van Krakau doodde," zei hij lachend.
"En toen met de dochter van de koning mocht trouwen," zei ik
om met een grap een eind aan het gesprek te maken.
Hij knikte, bijna ongemerkt. "Zo is het, meneer. Het doet mij
deugd dat u dat begrijpt."
Truus van Gaal stuurde me een maand later een bedankbrief
met kaartjes voor een Europese wedstrijd van Wisla Krakau,