SOUVENIRS In de zomervakantie van 1958 fietste een elftal b-junioren van O de voetbalvereniging Flakkee naar de Wereldtentoonstelling in Brussel. Het was een lange tocht door het Brabantse en Belgische QJ land tot Vilvoorde, waar we onze tentjes tussen de duizenden O andere kampeerders opzetten. C Onderweg bivakkeerden we langs een voetbalveld, waar we te- gen een plaatselijk elftal speelden. Een veld zonder krijtlijnen qj dat was omgeven door sloten waarin het water geheel bedekt q was met kroos en zo hoog stond dat het leek alsof de grasmat daar gewoon doorliep. Spelers van de thuisclub schopten de bal zo ver in die richting dat onze buitenspeler er in zijn ijver hem te pakken te krijgen geen erg in had dat het veld daar ophield qj en kopje onder ging. Dikke pret hadden ze dan. ■- Het was mijn eerste buitenlandse reis. Op een fotootje met ge- K kartelde rand staan we langs de kant van een weg, op de achter kant heeft iemand geschreven: 'hei plukken net over de grens bij Goirle'. Jongens met zwaar bepakte fietsen, geruite blouses, gestreepte truien, korte broeken. Op een ander kiekje poseren we in het blauwgeel gestreepte shirt van onze club, maar in lange broek, op de achtergrond het Atomium. Zijn we daar ook in geweest? In een documentaire over het vijftigjarig jubileum van de Expo 58 zag ik de beelden die ik toen moet hebben gezien. De nationale paviljoens, de vreemde bouwwerken, staketsels en kabelbanen, de fonteinen en water vallen waarvan de fonkeling in de flipperkast van mijn geheu gen hier en daar oplicht. We vergaapten ons aan de dingen die vreemd waren en dat was zo'n beetje alles wat er te zien was. Ongetwijfeld zijn we in QQ het Philips paviljoen geweest dat, weet ik nu, door de architect Le Corbusier was ontworpen en waarin in een elektronisch ge- <N

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2013 | | pagina 84