zijn tegenstander verzinkt in langdurig gepeins, wat hem de gelegenheid geeft rustig om zich heen te kijken. Een klein zaaltje met zo'n vijftig oudere mannen die met een schaakpartij bezig zijn. Nee, niet alleen oudere mannen, er zijn ook nog één vrouw en een, twee, nou vooruit, drie jongens. Hij begrijpt nu het enthousiasme bij de constatering dat hij een huisschaker is, want deze schaakgemeenschap lijkt grote behoefte aan vers bloed te hebben, al is het bloed met grijze haren. Was dat in zijn tijd ook zo geweest? De sfeer in het zaal tje lijkt heel anders dan die in de zaaltjes waarin hij vroeger speelde. Toen begonnen ze met het opsteken van sigaretten, shagjes en sigaren, en zou op dit moment, zo'n tien minuten nadat de wedstrijden waren begonnen, de zaal al mistig zijn geweest. Maar roken mag niet meer in openbare ruimten en dus worden er ook bij het schaken geen rookgordijnen meer opgetrokken. Een nog groter verschil is de stilte. Vroeger was er voortdurend het tik-tik-tik-tik-tik-tikken van de schaakklokken, maar ook hier is de mechanische wereld verdrongen door de elektronische, een voorgeprogrammeerde werkelijkheid van heel kleine, nauwelijks leesbare lettertjes en noodzakelijke voorkennis, zoals bij het instellen van de klok blijkt. En in die heldere stilte dus de bedaagde sfeer van ouder en wijzer. Zijn tegenstander kiest met 3. Pc3 voor een afwachtende opening en even neutraal antwoordt hij met Pc6. Een statisch vierpaardenspel. Een laffe 4. Le2 laat hij volgen door een nog laffere a6, plotseling bevreesd dat hij er niets meer van kan en in een mum van tijd zal worden weggespeeld, om het actieve 5. d4 dan weer te beantwoorden met een even actieve Lb4, dat zijn tegenstander opnieuw tot langduriger denken brengt. Wat onderuitgezakt kijkt hij om zich heen. Op het eerste bord speelt Jaap van der Tuuk. Die kent hij wel uit zijn schaakver leden, maar Jaap herkent hem niet. Ach, ook in die tijd spraken ze elkaar niet zo vaak; uiteindelijk was hij nooit meer dan een schaker in de marge geweest. Maar ze waren jong, bijna nog middelbare scholier, hij en Jaap en Meindert en Cris en Bruno, en ze werden met open armen ontvangen door de oudere schaakgemeenschap. Dat gaf toch een band. De partij gaat van de opening over in het middenspel. Hij ziet een simpele combinatie over het hoofd en verliest daardoor zijn c-pion. Balen. Dat was niet nodig geweest. Getergd kiest hij

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2013 | | pagina 82