Somber en gekreukt Somber en gekreukt als een anjelier, ademt hij, gaat nederig in het mos teloor, vochtig nog van liefde die volgt het spoor langs blanke heuvels tot de paarse spier. Slierten zaad stroomden als tranen van melk in de storm, die ze terugdrong met klonten geschroeide mergelgrond, verloren, waar de helling ze wilde manen.* Mijn droom kwam vaak uit bij zijn vetergat, Mijn ziel, die aan de daad een hekel had, schiep er zijn kretennest, zijn tranenvat. Het is de verrukkelijke olijf, de zoete fluit, de tube, gevuld met hemels fruit, het vrouwelijk Kanaan, de klamme bruid.** Paul Verlaine Arthur Rimbaud

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2013 | | pagina 61