Somber en gekreukt
Somber en gekreukt als een anjelier,
ademt hij, gaat nederig in het mos teloor,
vochtig nog van liefde die volgt het spoor
langs blanke heuvels tot de paarse spier.
Slierten zaad stroomden als tranen
van melk in de storm, die ze terugdrong
met klonten geschroeide mergelgrond,
verloren, waar de helling ze wilde manen.*
Mijn droom kwam vaak uit bij zijn vetergat,
Mijn ziel, die aan de daad een hekel had,
schiep er zijn kretennest, zijn tranenvat.
Het is de verrukkelijke olijf, de zoete fluit,
de tube, gevuld met hemels fruit,
het vrouwelijk Kanaan, de klamme bruid.**
Paul Verlaine
Arthur Rimbaud