'Oom Simon had zich al gauw wat verstolen teruggetrokken,
rommelde eerst nog een tijdje in het achterhuis en moet
toen weggegaan zijn, op zijn ronde vermoedelijk. De pen
dule tikte, terwijl zich in de enkele baan licht die door de
klapvensters viel een eindeloze, trage en volmaakt geluid
loze dans van stofdeeltjes voltrok. De speciale atmosfeer
van een stille, vreemde kamer deelde zich aan mij mee; ik
staarde in de tijdloze en tegelijk het wezen van de tijd uit
drukkende stofdans, terwijl de gedachten ijl werden en niet
ter zake doend, en in een natuurlijk proces van regressie
oplosten in onwezenlijke beelden; in taferelen waarin zich
weer mijn neiging openbaarde om te vluchten in een ge
droomd verleden, in de gangen van een eindeloos panopti
cum waar fiasco's en tegenslag zijn gefossiliseerd tot edele
gebaren van was of een gipsen frons.'
Allemaal ij del woordenspel? Ja en nee. De verbeelding heeft
haar vage voorwaarden nodig om haar cruciale functie te kun
nen vervullen; bovendien kan alleen de taal die de misverstan
den heeft opgeroepen deze weer bezweren - doorgaans met
nieuwe misverstanden.
De grens tussen feit en interpretatie, objectiviteit en subjecti
viteit, werkelijkheid en verbeelding is niet te trekken. Het is de
strange loop van zijn en zien, van de wereld die niet losstaat van
onze waarneming ervan. De werkelijkheid heeft ons gemaakt,
en op onze beurt maken en verzinnen wij de werkelijkheid.
Allemaal oude koek, maar de fictionalist spint er garen bij. Elk
verhaal, hoe bizar ook, is deel van de werkelijkheid. Anderzijds
is er geen verhaal mogelijk zonder een daarin vervatte realiteit,
hoe ver deze ook afstaat van onze dagelijkse ervaring.
Die vlietende objectiviteit geldt ook voor aan strenge regels
gebonden genres als de geschiedschrijving. Onlangs las ik een
- eerlijk gezegd behoorlijk saaie - biografie van Rutger Jan
Schimmelpenninck (Edwina Hagen, President van Nederland,
2012), die gedurende de Franse tijd een jaartje de baas was
in Nederland. Deze Schimmelpenninck, ooit overdreven neer
gezet als een soort collaborateur - door Theun de Vries, die zijn
boek over hem voltooide in het veelzeggende jaartal 1941 -,
ondervindt tegenwoordig een bescheiden herwaardering. Dat