O
Q)
W
sQJ
LU
Hij, van elders, hoger, van ver, had het
nog maar eens bij het verkeerde eind,
zijn haren waaiend naar het luwe Zuiden,
want ook in hun gedachten zijn passanten
vluchtig. Vlak dit land dus makkelijk
te zien, te overzien. Hij zou ze wel
tijdig opmerken aan de horizon,
hun drieste aanmeren verhinderen.
Ze stonden er nog voor hij het besefte.
Nog voor Hij het goed en wel besefte,
was hij omringd door reuzen van klei, en Hij
bleek één van hen. Dit lage land verheft zich
met regelmaat boven zichzelf, schuift dan
over de rimpels van een vermoeide zee.
•mm