O Q) W sQJ LU Hij, van elders, hoger, van ver, had het nog maar eens bij het verkeerde eind, zijn haren waaiend naar het luwe Zuiden, want ook in hun gedachten zijn passanten vluchtig. Vlak dit land dus makkelijk te zien, te overzien. Hij zou ze wel tijdig opmerken aan de horizon, hun drieste aanmeren verhinderen. Ze stonden er nog voor hij het besefte. Nog voor Hij het goed en wel besefte, was hij omringd door reuzen van klei, en Hij bleek één van hen. Dit lage land verheft zich met regelmaat boven zichzelf, schuift dan over de rimpels van een vermoeide zee. •mm

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2013 | | pagina 55