s
o
O
LU
Weinig kon hier verdwijnen,
want van weinig is hier het weefsel gemaakt.
De lijn van een sloot, haaks
op de lijn van een einder, een vlak
met pril groen ingekleurd, arcering van riet,
een kar, half door het blikveld gezakt,
scheef in de kwelm, een dag op de rand
UI van oud Moerenland.
Morinenland, dat wij befietsen, tegen
de wind in. Even kruipt Frankrijk, aanzuigend
gat, onder de wielen, voorbij het kruispunt
met wegwijzers naar ander,
naar steeds weer hetzelfde weinig.
O Kik e kjè, dö. Ook uit de taal
-SÉ kon hier weinig verdwijnen. Kijk eens aan, daar,
al dat weinige
E dat hier altijd al was.
Wat opwelt is water. Vermoeden van ongrond,
O waarboven een leeuwerik
-C klimt naar azuur.
yj
qj Opkomend tij. Lust
Q in de moerstaal te duiken. Bloot
staan wij daar, en belust,
g Betinteld,
dat is het woord.