EEN PORTIE LIEFDE
Pol had een meisje ontmoet tijdens Carnaval. Hij had haar
opgevangen toen ze van een vluchtheuvel af wilde stappen,
gekust en sindsdien was ze bij hem gebleven. "Ze heeft me
dingen geleerd die ik alleen wist uit boekjes," vertelde hij mij.
"We gaan trouwen."
Q "Zo snel?" vroeg ik.
"In de rooms-katholieke kerk," zei Pol. "Ik heb het er allemaal
voor over." Hij liet een foto zien.
"Zo'n vrouw, dat wordt je ondergang," zei ik.
Daar moest hij hartelijk om lachen.
In de Parochiekerk van Onze Lieve Vrouw van Altijddurende
Bijstand kwam een lange vrouw van mijn leeftijd naast me zit
ten. "Jij schrijft van die prachtige verhalen," zei ze. "Ik vraag
me vaak af of het allemaal wel klopt."
Ik staarde naar het altaar, naar de gekruisigde Jezus daarachter
en vroeg me af wie dit zijn kon.
"Wat bedoel je?" vroeg ik.
"Ik ben Lena, de secretaresse van Pol. Ik herken je van de foto's
in jullie blad. Jullie zijn de grootste, de beste, dat schrijf je
altijd. Het is te mooi om waar te zijn."
Een secretaresse, dat vond ik niet erg. Ik ging schuin in de bank
zitten, probeerde mijn benen over elkaar te slaan, maar daar
was te weinig ruimte voor. De onrust was wel weggezakt. "O,
dat," zei ik. "Dat valt toch wel mee?"
"Ik vind jullie behoorlijk hoogmoedig. Christelijke organisaties
zijn toch altijd bescheiden?"
"Het is propaganda," zei ik. "Dat doen we vooral om leden te
werven. Jongeren bij politiek betrekken, dat is ons doel."
"Maar invloed hebben ze niet. Ze zijn geen lid van een politieke
partij. En de meesten mogen nog niet stemmen."