FRITS - DE MAN DIE HET NIET MEER KON HOREN O N Rivaliteit stopte in de pubertijd, om precies te zijn op die dag tZ dat we van onze vader na een gezamenlijk gebed om kracht te 3 horen kregen dat we niet zijn genitale kinderen waren: Frits en ik waren adoptief in het nest beland, met allesomvattende lief- de van vader en moeder. Na die voorlichting ging Frits puchen, zonder de helm die onze zogenaamde ouders hem hadden voorgeschreven. Ik was een jaar jonger en mocht nog niet puchen, en hoe ikzelf die be- wuste avond ben doorgekomen kan ik me niet herinneren - \j Matt Helm? De Revox? Het was een epifanie, die voorlichting. Opeens begreep ik zijn flaporen, niemand in de familie had zulke oren, en opeens begreep ik mijn donkere kroeshaar, nie mand in de familie had dat soort haar. Vanaf die dag waren Frits en ik niet langer familie maar maten, een ander lot. Twee jaar geleden, het is nu weer april, kwam Frits te over lijden. Hij liet een een vrouw en drie kinderen na, en zijn cre matie was voor mij voorbeeldig: geen lamenten, geen religie, geen gedichten, enkel zijn oudste dochter aan de piano met de langere berceuse van Satie, waarna het vuur. De laatste keer dat ik hem in leven trof - ziekenhuis, uitgeput, overal slangetjes - zongen we samen het lied van de hazen. Frits was speleoloog, dus lang niet gek. In die tijd waren er nog genoeg staatsfinanciën om met dat soort werk aangenaam brood te verdienen, aangejaagd door multinationals die daar belang bij hebben: gas, olie, mineralen en later ook water. De hobbel van zijn afstamming had hij goed genomen en alles ging koek en ei met hem: een mooie warme blonde vrouw met sproeten, een middels erflating verworven herenhuis aan de oude haven, drie engelen van kinderen waarvan twee redelijk gezond, en tel daar dan nog eens al zijn ondergrondse avon- CM

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2013 | | pagina 23