JANTJE BETON o\ O CO mC Ik ben een fatsoenlijk mens. UT De nieuwe buren woonden hier net, een week of vier. Vriende- lijke mensen. O» Het was maart. Rond etenstijd, het beste moment voor de col- Q lecte. Welgemoed liep ik hun garagepad op en belde aan. Voor zichtig ging de deur open, het verlegen gezicht van de vrouw kwam tevoorschijn. Ik stak de bus naar voren. "Heeft u iets over voor Jantje Beton?" g "Jantje Beton? Wat is dat?" vroeg ze in perfect Nederlands. Ik was verbaasd, je verwacht toch een accent. C "Met het geld maken we speeltuinen voor kinderen." O Vragend bleef ze me aankijken. Ik vond het niet erg om het uit te moeten leggen. "Er zijn kinderen die niet buiten kunnen spelen omdat daar alleen kale straten zijn of op z'n hoogst een lelijk grijs pleintje is." Ze knikte. "Uit zo'n wijk komen wij." Terwijl de woorden tussen ons in bleven hangen, keek ik naar de collectebus. "Een moment," zei ze en verdween in de gang. Toen ze terugkwam, dartelde de peuter achter haar aan. Hij keek met grote bruine ogen hoe zijn moeder geld in de gleuf liet glijden. Ze keek haar het kind: "Voor een speeltuin. Daar hou jij van, van een speeltuin." "Peeltui," zei het mannetje en rende de kamer in. Nu, dacht ik. Dit was het moment om mijn schroom te over winnen. "Er is iets anders Ik aarzelde. "Kom anders even binnen, het is veel te koud aan de deur." De peuter danste door de kamer en zong een liedje van brab-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2013 | | pagina 11