Wat tikt neigt naar tijd, noopt tot schreden terug in een passage van eens fluisterende regen tegen een openstaand raam - het raam staat op een kier en verdeelt het langzame geluid van de wachtende avond over een totaal witte kamer. De pendule verloochent haar aard niet, slaat nauwlettend acht op hetgeen zich laat raden, laat voorstaan op een manifeste wereld van gedane zaken en wit verbloemde madeleines - lente schemert op de binnenplaats van het geheugen. Solipsisme is een onvervreemdbare deugd die ieder vermoeden van parallelle werkelijkheid verslijt voor laakbare onschuld. Men kan er op wachten, op vertroebelde momenten van onverslijtbare fictie die levens van een veilige marge voorziet - zo deelt niemand vrijwillig zijn verdroomde bestaan in de schaduw van de bloeiende meisjes.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2012 | | pagina 97