KJ
wo
CC
O
O
QJ
QJ
ra
NO
in»
LU
Q de man houdt zijn adem in
tot hij dun genoeg is
zakt dan ruggelings de weg af
langs de schuwe bomen
en de fluisterhuizen
waar de gordijnen dichtschuiven
maar door de kieren sijpelen verlangens:
hooischelven
hoe ze spreken haast
over een kus in een vervallen schuur
dan komt hij tot stilstand
allengs doorzichtig geworden
(fluiten: hoe doe je dat ook weer?)
(O
ra dagjesmensen horen later
ra wat er van hem werd:
blatende schapen
klokgelui