QJ O o> u CM Cs C Uiteindelijk tekent zich een lichaam op zijn netvlies af: het is een vrouw ze zit aan de tafel in grimmige kronkels doet ze haar ding: hij kijkt haar gebedenboek even in: doordringend gedicht (wat is ze gedreven). Soms, uit haar stilleven weggeplukt, QJ verdwijnt ze: de deur uit, de straat op de wereld - ook dat willen wij, wij dolende dwazen. (Laatst, op een kunstveiling zag ze de schimmige H. terug - zijn eeuwige sjaal, een hand in de hand op zijn rug).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2012 | | pagina 74