Steeds klinkt de stem van de Blauwe Engel als mijn vader op zondag de Oude IJssel oversteekt, het ruigland tegemoet. Zijn reis maakt nu een nieuw begin, hij telt de haltes tot het beloofde ogenblik. Nog een uur in zijn tijd en hij is terug. Terborg, de knik in de lijn en dan spoorslags naar Aalten, waar ze wacht in de leegte van zijn huis. Haar heimwee kent nog geen zoon, haar verlangen geen kruipgang. Hij zaait daarentegen zijn kleefkruid, zijn landaard, zijn honkvaste historie. De tijd zal hem leren hoe de hoop in stenen op gaat, hoe haar spoor hem verlegt, zoals een halte station wordt en dan in een tel is verdwenen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2012 | | pagina 62