op de poëzie omdat, volgens Wallace Stevens in The man with the blue guitar, 'poetry is the subject of the poem.'2 Hierboven hebben we al vastgesteld dat we bij Bathse Spuisluis te maken hebben met een vers libre dat door middel van herhaling, assonanties en alliteraties een specifieke vormtaal heeft mee gekregen. De vraag is dus hoe(veel) autoreferentialiteit in dit gedicht aanwezig is. In een geheel naar zichzelf verwijzend gedicht is de taal als communicatiemiddel losgelaten. Taal is tot het doel zelf ver heven. Dit treedt naar voren als taal verschillende werkelijk heidsniveaus tegelijk beschrijft (onder- en bovenwereld, micro macrokosmos). Dat is ook logisch, want als woorden poly valent worden (meerdere of oneindig veel betekenissen hebben) dan verwijzen ze niet langer naar een herkenbare wereld. Als de dichter zijn poëtisch werk bevrijd heeft van die ver wijzende functie, is hij in staat om het ineffabele te spreken. Of, zoals Martinus Nijhoff opmerkte: "De wereld der poëzie blijft, hoezeer zij aandrift, motief en beeld daaraan moge ont lenen, een andere wereld dan die der werkelijkheid."3 En ook Van den Akker vat daarin de poëtica van Nijhoff samen: "De lezer behoort niet de dichter te zien schreien op papier, maar dient zelf ontroerd te worden." Reflecteert 'Bathse Spuisluis' op de poëzie? In zekere zin wel omdat sommige taalelementen polyvalent zijn, zoals de uit drukking 'voorgespiegelde hemels'. Dat herinnert aan "Lees maar, er staat niet wat er staat" van Martinus Nijhoff.4 Nu berust de anagogische werking van een gedicht op het principe dat de concrete werkelijkheid met het Al, God, het Boven-natuurlijke is verbonden. Daarmee wordt de duale werkelijkheid die in het gedicht bestaat, opgeheven en wordt het gedicht autoreferentieel. De Bathse Spuisluis is in de aardse werkelijkheid een noodzake lijke verbinding in de waterhuishouding. Door het overtollige (afval)water uit de boezem van de polder te spuien, wordt het omliggende landschap gezuiverd, gereinigd en leeggemaakt van zijn intrinsieke spanning zodat het evenwicht wordt her steld. Het is die werking van de spuisluis die zijn parallel heeft in het gedicht. Immers, in het gedicht worden de innerlijke roerselen van het lyrisch-ik letterlijk ontboezemd en komt een verbin-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2012 | | pagina 32