beperking. Hij mag iets niet (meer) en dat doet pijn. Een
bunkerachtige constructie die aan oorlog en vernietiging doet
denken, een betonnen hermetisch gesloten kolos, roept bij
hem melancholische gevoelens op. Het lyrisch-ik ziet er nu
(en vroeger niet) een strenge onvriendelijke omgeving in. Het
semantische veld 'verboden - bunkerachtig - bewaakt' onder
streept dit nog eens.
In deze openingszin wordt met behulp van een enjambement
en versbreking de locatie gepositioneerd. Maar daarna versterkt
het lyrisch subject het gevoel van droefgeestigheid door te op
peren dat er iets kleeft aan dit uit papier geworpen landschap.
Wat is er aan de hand met dit landschap? Het zou kunnen zijn
dat er een smet kleeft aan dit landschap omdat het gekunsteld
is, namelijk het is 'uit papier geworpen', het is op de tekentafel
ontstaan en dus onnatuurlijk.
De tweede strofe geeft een mogelijk antwoord op die verholen
vraag naar wat zich hier voordoet. Onmiddellijk vallen de asso
nantie en de alliteratie op van 'de aanwezigheid van de af
wezigheid' en van 'verloren' en 'geboren'. En begripsmatig zijn
deze termen zelfs antithetisch, staan ze in oppositie tot elkaar.
Het kan haast niet anders, ze moeten een bijzondere betekenis
hebben.
Allereerst de term 'de aanwezigheid van de afwezigheid', woor
den waarin alleen de voorvoegsels anders zijn. Je vraagt je af:
wat is tegelijk afwezig en aanwezig? Onder verwijzing naar de
slotzin van de eerste strofe moet het iets zijn dat met het land
schap is verbonden. Het blijkt te gaan over het vroegere land
schap, dat nu zelf afwezig is. Het huidige aanwezige landschap
herbergt een geheim waarin het afwezige tegenwoordig wordt
gesteld.
Ten tweede blijkt de combinatie "er ging iets verloren toen
het werd geboren" ook de weerslag te zijn van een betreurens
waardige ontwikkeling. Referentieel gezien zou het kunnen
gaan om een oud en nieuw landschap. De zin staat immers als
bekrachtiging van de eerste zin in de strofe. Wat duidelijk is,
is dat er treurigheid omheen hangt. Anders dan geruststellend
spreken over de natuurlijke cyclus van sterven en geboren
worden, doet het lyrisch-ik hierover nu zijn beklag.
Het lyrisch subject citeert in deze strofe anderen als hij
meedeelt: "zeggen ze". Wie zijn die 'ze'? Iedereen wellicht.