De kerkelijke niet zo rekkelijke God
kuchte driemaal plechtig en boende
dan zijn rode nek en wangen met rode boenwas.
God resideerde toen meestal in Muiden of Uitgeest
en hield niet zo van rumoerige remonstranten
en nog minder van die Zwijndrechtse Nieuwlichters.
God heerste van Terschelling tot Vaals,
maar sprak liever met Potgieter
dan het woord te richten tot Nescio
die op zoek was naar de god van de theosofen
de god van de zon en van de verloren zoon
tot in het verre Bombay, Algiers en Portofino.