Meneer Cogito is, in de vele gedichten waarin hij optreedt,
altijd zichzelf: wijs met behoud van het vermogen tot verwon
dering. Geen kinderlijke verwondering maar een volwassen,
lucide soort verwondering. Elders schreef Herbert: 'meneer
Cogito verwondert zich naïef'. Maar hiermee trekt de dichter
een mistsluier op, want meneer Cogito is hooguit in schijn
naïef. Hij wikt en weegt, bij elk 'ja' klinkt een 'nee' mee, hij
argumenteert voortdurend maar oordeelt zelden, veroordeelt
eigenlijk nimmer. Even zo vaak is hij humoristisch. Voor alles
is het de toon die opvalt. Meneer Cogito is weliswaar een scep
ticus, maar vooral mild.
Een mildheid die men in ieder mens zou wensen te herkennen.
uit voorzorg een paar slokken
voor later te bewaren
het te aanvaarden
maar tegelijkertijd
in zich af te zonderen
en indien mogelijk
uit de materie van het lijden
een ding of een persoon te scheppen
daarmee
te spelen
natuurlijk
spelen
het heel voorzichtig
te amuseren
als een ziek kind
dat men eindelijk
met stomme kunstjes
een flauwe
glimlach
afdwingt