te achter haar bijna mystieke werk is tastbaar, omspoeld door witregels en die typerende, eigenzinnige interpunctie. Poëzie als een hymne aan de eenzaamheid, als zoektocht naar 'het ontbrokene', een term ontleend aan Hans Faverey. Pijn wordt bovendien in de handen van Dickinson haast muziek: wie getekend is, zal altijd zingen. Die constatering sluit aan bij de openingswoorden van Anneke Brassinga in Bij een schets van P.Y. de V.: Pijn wordt muziek. Zij die getekend is zal altijd zingen. Furioso-pijnen De metafoor muziek in relatie tot pijn duikt veelvuldig op. Zo spreekt Marina Tsvetajeva van 'pijn, die onze aderen tot snaren maakt, onder een strijkstok van pijn' in Negen brieven met een achtergehouden tiende en een ontvangen elfde. Krachtige woorden van de tomeloze Tsvetajeva die een leven overvol van tragiek leefde, maar die ook een volbloed vamp was om wie mannen dansten als motten. Mannen die zwolgen in haar alomtegen woordigheid en ten onder gingen aan haar genadeloosheid. 'De pijn is als een uitgesleten spoor voor me, ik raak eraan gewend - maar met moeite.' Mateloosheid laat zich lastig beteugelen, zelfs nauwelijks door pijn: 'Waar Maat is - is geen Marina.' Het zijn haar eigen woorden. Eerder liet Paul Valéry zijn alter ego Mijnheer Teste de muziek- metafoor uitdiepen: Pijn is een zeer muzikale zaak, je kunt er bijna in muziektermen over spreken. Er zijn hoge en lage pijnen, andante- en furioso- pijnen, aangehouden tonen, orgelpunten, arpeggio's, stijgende reeksen - plotselinge stilten, enz. In Liedje voor de pijn laat Willem Jan Otten een vrouw door een gang schuifelen, zingend van verwoestende pijn. Een zingen dat niet ophoudt, zelfs niet als de 'pijnwind' gaat liggen: Een mevrouw loopt door de gang met in een zilveren kom een plas.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2011 | | pagina 61