bellen, ik heb papieren gezien, hij komt uit IJsselstein!" De dooie: een man van onbestemde, middelbare leeftijd in een regenjas. Met fiets en al lag hij wonderlijk en onvatbaar stil, in het natte gras naast het fietspad langs de rijksweg. Dat hij dood was had Siebe onmiddellijk beseft, hoewel hij zich er niet van had durven vergewissen. Zijn eerste dode. Een pop, levens groot. Onmiddellijk was hij doorgelopen, zijn blik strak gericht op de zich in het ochtendkrieken aftekenende tegels van het fietspad, met in zijn hoofd een vaag gekras als van slecht gesmeerd raderwerk. Waarom bracht deze kerel de dode bij hem terug? Ze moesten hun dooien bij zich houden, hij wilde gewoon naar huis. Terwijl de man zijn verslag voortzette stond Siebe op en liep loodzwaar naar de toog. Schuw legde hij zijn gulden neer. De exploitant pakte de munt op, stopte hem in de kassa, nam daar dubbeltjes en stuivers uit en schoof die met een afgemeten beweging naar de jongen. De man in de overall trok een portemonnee en bestelde koffie. Zijn door smoutaan- slag verkleurde wijsvinger boorde explorerend tussen twee knus gevouwen pakjes bankbiljetten in zijn beurs. Bij het zien van de aparte pakjes welden ontstellende, misselijkmakende ver moedens in Siebe op. Hij nam zijn wisselgeld, verliet met stijve passen het lokaal. Buiten gekomen wandelde hij met toene mende snelheid weg. Onschuldig, dacht hij, dus dubbel schuldig. Maanden koesterde hij de vrees dat in de politiedossiers een versmelting had plaatsgevonden van zijn ontsnapping uit Heidewelkom, de dood van de fietser en een overgeheveld pakje bankbiljetten. Bij de voorbereidingen van zijn plaatsing in een nieuwe inrichting bracht niemand de kwestie ter sprake, maar misschien wachtten ze op een spontane bekentenis of op een geschikte gelegenheid voor een verrassingsaanval. Maar ze konden hem niet verrassen. Wie de levensgrote poppen heeft gezien maken ze niks meer wijs. Peter van Druenen SEPPE Seppe leed aan een behoorlijke tic. Of beter: een complex van behoorlijke tics, zich uitend in de voortdurende neiging om het hoofd heen en weer te draaien, de nek te rekken, de ogen stevig dicht te knijpen, de anus, de handen, de vingers, de ■k

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2011 | | pagina 24