25 ERG KORTE VERHALEN
lor
1 j
ON
Wim Hofman OP EEN STOEP
Op een stoep in de Slijkstraat stond een stoel en toen ik erop
zat zag ik alles goed. Een groene handkar waarop met witte
letters GROENTEN geschilderd was. Maar de kar stond scheef
en was leeg en er ontbrak een wiel. Aan de overkant van de
straat stonden kapotte huizen. Bij een ervan was heel het dak
eraf geschoten, het huis ernaast was uitgebrand, het derde had
kogelgaten in de muren. In een huis hing nog een stuk vitrage
gordijn. Het was grijs. Het bewoog. In Vlissingen heb je altijd
wind en de ruiten van het huis waren stuk. Het bewoog alsof
het zin had om met me te spelen. Maar ik had die middag
genoeg gespeeld, mijn schoenen zaten vol met gruis, mijn
knieën waren geschaafd, een straaltje bloed liep naar mijn
kous. Ik was blij met de stoel en het was niet gewoon dat er
zomaar een stoel in de Slijkstraat stond. Ik keek niet meer naar
het gordijn dat bezig bleef met wapperen en aandachttrekkerij.
Naast nummer 56 had iemand van oude vloerplanken een
schutting gebouwd. De planken waren niet allemaal even lang
en er was geen moeite gedaan om ze gelijk te zagen. Op de
schutting zat een zwarte vogel. Dat hij roetzwart was vond ik
niet ongewoon. De meeste vogels hadden last gehad van
de bombardementen en beschietingen. Volkomen radeloos
van angst door het onophoudelijk lawaai hadden ze heen en
weer gevlogen. Soms raakten boven een huis in vlammen op
eens hun veertjes in brand en ze stortten dan knetterend en
in doodsnood piepend neer in het vuur. Ze leken opeens op
gloeiende dennenappels. Ze hadden natuurlijk in de verre ver
ten geen vermoeden waarom zij nu zo'n hel verdiend hadden.
Want wat hadden ze gedaan? Een nest gebouwd misschien, een
slak of worm gegeten, een lied gezongen. En dan zo'n straf! Ik
was blij met mijn vogel. Hij leefde tenminste nog en ik keek,