etalagepoppen zullen retourneren naar landen van herkomst.) We nemen afscheid van de Gestrande Eskimo en krijgen ver volgens te maken met de duistere uitstraling van een cachot. Gefascineerd bekijken we schandstenen en een trekpaal, waar mee ooit verdachte personen opgerekt werden tot ze het tijd vonden om te bekennen. Op de houten wanden graffiti van eeuwen her. Jaartallen en initialen: 1744 CDVEBW en 1814 IGRH. Ook tekeningen, bijvoorbeeld van parende fazanten en bovenaan een rij Franse huzaren. Er is hier flink geleden en afgezien en dat voel je vooral dank zij de bedompte ruimte en minder door de nu onschuldig ogende marteltuigen. Op straat slaat de hitte ongenadig toe. De oude panden om ons heen genieten ervan, maar wij zoeken de schuwzijde op. Wees huis? vraagt Everarts. Ik knik. Ik heb geen afspraak gemaakt, dat zou het spontane karakter van deze tocht maar verpesten, zegt hij. Ik herken de plek. Naast de deur hangt een bordje met de aan sporing: hard trekken want ons huis is groot. Everarts gaat er eens goed voor staan en geeft een enorme ruk aan de trekbel. Er verschijnt een man in de deuropening die ons sceptisch bekijkt. Komt u voor de beeldentuin of voor het huis? Wij hebben een Victor Hugo-dag, legt Everarts uit. We zouden graag de kamer zien waar hij zo verrukt over was. Ah, ik begrijp het, zegt de man. Ik moet opmerken dat ik u van overheids wege de toegang niet mag weigeren, ik bedoel na een dergelijke blijk van belangstelling voor het verleden van dit pand. De man, een zoon van de kunstenares Tessa Braat, neemt ons mee naar het bewuste vertrek. Een ruime kamer, nee, een donkere tijdmachine. De wanden bekleed met goudleer, ver neem ik. Vakwerkplafond, schilderijen, houten kast (roco costijl). O, wat een kamer, men zou haar onder een glazen stolp willen zetten, schreef de zoon van Hugo erover. Everarts gaat in op een passage in een folder van het huis die niet klopt: Een mooiere kamer dan deze is in heel Parijs niet te vinden. Everarts leest voor en komt met een andere bewering op de proppen. Ach, mijn vader kon het mooi zeggen, conclu deert Braat.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2010 | | pagina 7