zes keer in mijn leven gezien. Telkens weer kruist die mijn pad, zeg ik dan bij mezelf. Ik zweer het. Ik zag hem te Nice op de plage. Met wie was je toen? Marilou wilde hem afstoppen. Hij moest niet interessant gaan doen. Gewoon om de aandacht op zich te trekken. Ik was er telkens met iemand, snauwde hij haar toe, maar dat maakt voor jou niks uit. Laat me even vertellen. Van Vlimmeren wilde wel luisteren, terwijl hij een hand op een knie van Marilou hield. Ik zag hem dus in Nice. Ik zag hem op de Olympiade van Athene. Ik zag hem in Bremen op een boks- gala. Telkens dat witte mannetje. Toen ik in Oslo was, liep hij me haast omver in de vlieghaven. In Vancouver zag ik hem toen jullie Nederlanders de schaatstitels bij elkaar reden. Hij zat op de tribune, een rij achter me. Ongelooflijk. De allereerste keer, dat is lang geleden, zag ik hem te Brussel. Ik had de indruk dat hij me iets wilde zeggen. Wat weet ik niet. Hij stond op enkele meters afstand van me. Hij zette het plots op een lopen! Een sprinter was het. Een lenige kerel. Marilou bleef emmeren. Je hindert mijnheer Van Vlimmeren. Helemaal niet, zei die. Alleen merk ik u op, mijnheer Frielans, dat er honderden witte mannetjes in de wereld rondlopen. Op Mars zijn het groene. Op de planeet Aarde zijn het witte. Ik wil echt niet kwetsend zijn, maar naar mijn smaak staat u verder met uw verbeelding dan mevrouw met haar dream catcher. Dat kereltje achtervolgt me, hield Franky aan. Het is als een code. Marilou bleef agressief. Zwijg nu eens even. Dat witte mannetje van jou wil goochelen. Kijk maar. Dat herken je toch. Die zwarte mantel en dat zwarte stokje. Er was inderdaad een dametje in iets dat op een vergulde bikini leek op de scène gekomen om hem die aftandse attributen te geven. Enkele circusmensen brachten in looppas een kist aan. Daar moest dat hulpje in. Dat kende toch iedereen. Een stokoude poets voor dementen. Maar je griezelde toch telkens. De zaag werd aangebracht. De hele trammelant kwam op gang. Je kon zo mee met hem zeggen wat hij zou doen met het mooie kind. Gewoon doorzagen. Ze wisten het allemaal, maar ze hielden allen de adem in. Zou hij het doen. Marilou slaakte een gilletje voor de gelegenheid. Och kom. Een goocheltoer van niks. Was dat dan die geweldige attractie van Octavio. Italiaanse grootspraak. Ondertussen had hij hen toch twee tickets aangelapt. O! Quand même le clown vous a dégu? Zo was die bartender. Ze zouden het hem vergeven en wat

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2010 | | pagina 79