Een meisje was gestorven uitgestrekt in de bocht van de rivier waar de warmte van een late zon hing en geen tak, geen grasstengel bewoog - niemand kon de doodsoorzaak vermoeden, alles was egaal maar ruig geschilderd alsof de kunstenaar er vrede mee had misschien was het de angst in haar ogen en een hand lichtjes grijpend naar lucht maar angst en rust zijn geen vijanden en de schilder had zijn voorbije leven gezien in de spiegel van zijn badkamer -zo doodgewoon is tragiek soms - voorbijtrekkend als een stelletje huursoldaten dobbelend en morrend om soldij en te midden van hen een vrouw die zich gaf aan de meest biedende wie weet zelfs om andere levens te redden en toen hij het hoofd schilderde, het haar en het warme lichaam dat zich soepel in de plooien van de aarde boog en ingroef voelde hij de pijn van een nooit geboren liefde

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2010 | | pagina 56