3 5 z O Z O Z c LU O OC 1X1 QJ C£ Q- LU LU 3 LU CO LU O O «5 Ud bJ Arbeiderspetje fietst nog één keer van Zaamslag naar De Griete. Zeventig is oud op zijn laatste dag, in zijn eigen tijd, hoezo eeuwigheid. Weliswaar is elke minuut een jaar, gaven zijn kinderrijke kinderen te verstaan. Inwoning als beloning. Hij wilde liefst zo dun worden dat hij past in het platte vlak, waarvan hij niet weet dat het van de mythe is. Hij houdt niet van geheimzinnigheid, dat heeft hij met zijn nageslacht gemeen. Hij met zijn dorre-bladerenhart, een hart van tabak. Zijn verdriet ontvlood allang die teerbevlekte kamers. Resteert de schraalste Lucht, onder zijn nagels kleffe Aarde, een Vuurtje heeft hij altijd op zak en nu moet hij te Water gaan. Zijn fiets staat aan de dijk, plichtsgetrouw op slot gezet. Had hij geweten dat van deze zijde ooit Münchhausen op een kanonskogel de rivier triomferend overstak (deze en dus alle rivieren; deze, dus de laatste), dan had Arbeiderspetje zijn plaats herkend en zich het vege lijf gered. Maar hij komt in het reine met de onsterfelijkheid, ongeweten, door vóór hij zich verdrinkt al zijn geld in de fik te steken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2010 | | pagina 64