dit doen?" vroeg hij. "Van de vrouw", zei ik verward. Hij wond
zich op. Hij zei dat hij me ging helpen. Dat hij me eruit zou
halen. "Zodra ze even niet kijkt," zei hij, "gaan we er samen
vandoor."
Het was gemakkelijk. Pas toen we de parking al afreden, kwam
ze naar buiten gelopen. Ze riep en zwaaide heftig met haar
armen. De man lachte. Hij draaide zijn raampje naar beneden
en stak zijn middelvinger omhoog. "Kuthoer!" riep hij.
Van zijn boerderij zag ik niet veel want hij bracht me dadelijk
naar boven. Hij legde me op mijn buik op tafel en gaf me
in elke arm een prik. Ik voelde niets meer en kon niet meer
bewegen of praten, maar ik zag wat hij deed. Gaatjes in mijn
armen. Een naald en draad die telkens weer onder mijn huid
gleden. Af en toe gromde hij iets. Dat het er mooi uitzag. Dat
de vorige een sloerie was. Dat ze was weggelopen nog voor
hij was kunnen beginnen. Nochtans had ze gretig geknikt toen
hij het haar voorstelde. Net zoals ik.
Vliegen en vogelen. Mijn vriendje sprak ook altijd zo en trok
me dan boven zich op de zetel. Hij was wat sloom, behalve die
keer dat ik niet wou en van hem afgleed. Razendsnel kwam hij
toen recht en drukte me onder zich zodat ik geen kant meer op
kon.
Ik had het wel vreemd gevonden toen ik binnenkwam. Er
stond geen bed in de kamer en ik zag enkel die grote tafel, tot
tegen het raam geschoven, werkmateriaal op de grond en een
jute zak tegen de muur. "Propvol", zei hij over die zak, "maar ik
zou hem met één pink kunnen opheffen."
Er kwam een vieze geur vandaan. Oud en wee. Duf. Pas toen hij
al bezig was en de zak naast zich had gezet, zag ik wat erin zat.
Veren. Grote en kleine. Duivenveren.
Nu schuift hij me langzaam over de tafel. Tot mijn boven
lichaam uit het raam hangt. En nog verder. De veren op mijn
armen glanzen in het ochtendlicht.