vocht, dus moet je blijven stoken. Turf zat! Probleem is wel dat de ramen niet open kunnen vanwege de eerder genoemde Midgies. Deze beestjes zijn zo klein dat er geen hor voor is uit gevonden. We parkeren de auto voor een tweede hek. Een vet- gevreten Rottweiler met de omvang van een kruiwagen ver welkomt ons met kopjes, afgewisseld met een zacht grommen. Ik tracht oogcontact te vermijden. Mogelijk dat het beest wat verward is nu niemand haar meer domineert. Haar Baas blijkt kwetsbaar. De Hond kijkt je aan met een tedere blik, waarin je kunt lezen: ik ben lief, maar raak me niet aan want dan ver scheur ik je. En toch wil je dat beest aaien. Misschien beter van niet. Broertje draait de code van het hangslot juist en opent het hek. "Gaan jullie maar snel naar binnen. Hij ligt er slecht bij. Hij heeft hard gevochten jullie nog een keer te zien. Hij is niet meer aanspreekbaar. We zijn er wel van overtuigd dat hij ons kan horen. Hij antwoordt met zijn ogen." We zijn geschokt. Passeren het wildrooster en ploegen door grint het woonhuis binnen. Het is bloedheet binnen en er hangt een penetrante zweetlucht met een zwaar aroma van tabak, wiet en whiskey. Daar ligtie: 'Godverdomme!' is mijn eerste uitroep wanneer ik Ger aankijk. Godverdomme, maar dan niet in de betekenis van God-verdoem-mij, eerder in de trant van: God, Gij zijt een klootzak en nu hoor je het eens van een ander, want ik geloof helemaal niet in Jou! Een mens zegt rare dingen wanneer hij zijn beste vriend zo uitgeteerd ziet liggen. Ger heeft alvleesklierkanker. De meest bloeddorstige variant van de familie kankers die een mens te verduren krijgt. Niets aan te doen en binnen veertien dagen ben je van binnen uit leeg gevreten. Ger is geboren in Rotterdam. Bij ons begroet je iemand met de warme woorden: Krijgt nou de kanker, Kaki! Ben jij het? Ik hoor het Ger zeggen. Ik aai Ger over zijn kale bol. Hij lijkt te knikken. Zit zwaar onder de morfine. Kniktie echt? Zijn ademhaling gaat met horten en stoten. Ik kijk de kamer rond. Ook Broer is er en zijn echtgenote. Jenny is er. Zijn Moeder is onderweg. Zij wordt samen met haar zus opgehaald door Gers zoon. Godverdomme, krijs ik binnensmonds. Wat ziettie eruit en ik stel vast dat Ger stervende is. Ik steun mijn vrouw in haar ver driet voor ook haar beste vriend. Later zal ze mij vertellen dat toen ze hem in zijn oor fluisterde van hem te houden er een

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2010 | | pagina 10