o
O
O
O)
V
NO
rs.
IA
Dag na dag loop ik te hoop om mijn verzen de kleur
Clans en klank te verlenen die ik in gedachten heb
Maar mijn arbeid vordert langzaam
En regelmatig valt het werk mij zwaar
Bij avond zit ik licht gespannen aan mijn tafel denkend
Aan alles wat ik in mijn dichtkunst afgezworen heb
Dat is dan mijn bijdrage tot het dichterschap
Dan glimlach ik en schenk mijn glas uiterst vol
Zodat ik het nauwelijks nog zonder morsen naar
Mijn lippen brengen kan
Mijn verzen zeggen sommigen zijn eigenlijk verhaaltjes
Alleen die neerbuigendheid al
Die ze bij herlezing weliswaar origineel maar oppervlakkig
Vinden
Zijn zij dan stekeblind en zien ze niet de toewijding
Het streven naar eenvoud en waarachtigheid
Zijn dat soms dames en heren die niet goed weten
Wat lachen of huilen werkelijk is
Ik weet het niet en de herfststorm raast rond mijn huis
De exquise rookwaar uit verre en veelal warme landen
Heb ik op mijn tafel uitgestald
Door weer anderen worden mijn verzen gezien als een
Feest voor de zintuigen een nimmer eindigend bal masqué
Vol van prikkelende licht perverse trekjes
Ikzelf zie niet helemaal niets daarin maar wel vrij weinig
En verder loop ik dag na dag te hoop om mijn verzen
Het ritme de toon en alles wat een goed vers nodig heeft
Mee te geven