o O O O) V NO rs. IA Dag na dag loop ik te hoop om mijn verzen de kleur Clans en klank te verlenen die ik in gedachten heb Maar mijn arbeid vordert langzaam En regelmatig valt het werk mij zwaar Bij avond zit ik licht gespannen aan mijn tafel denkend Aan alles wat ik in mijn dichtkunst afgezworen heb Dat is dan mijn bijdrage tot het dichterschap Dan glimlach ik en schenk mijn glas uiterst vol Zodat ik het nauwelijks nog zonder morsen naar Mijn lippen brengen kan Mijn verzen zeggen sommigen zijn eigenlijk verhaaltjes Alleen die neerbuigendheid al Die ze bij herlezing weliswaar origineel maar oppervlakkig Vinden Zijn zij dan stekeblind en zien ze niet de toewijding Het streven naar eenvoud en waarachtigheid Zijn dat soms dames en heren die niet goed weten Wat lachen of huilen werkelijk is Ik weet het niet en de herfststorm raast rond mijn huis De exquise rookwaar uit verre en veelal warme landen Heb ik op mijn tafel uitgestald Door weer anderen worden mijn verzen gezien als een Feest voor de zintuigen een nimmer eindigend bal masqué Vol van prikkelende licht perverse trekjes Ikzelf zie niet helemaal niets daarin maar wel vrij weinig En verder loop ik dag na dag te hoop om mijn verzen Het ritme de toon en alles wat een goed vers nodig heeft Mee te geven

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2009 | | pagina 76