Ze voer fier als een glinsterend schip boven de Boerenwetering... En kijk, tussen stralende Gelderlander winkels wandelde Erik, op zoek naar een te gek en wriemelvol insektenboek. Toen raakte ze het penseel aan, waarmee Imré z'n kleuren schikte op het linnen. En glimlachte haar zilveren middag overheen de Zuidas. Heb je de zon gezien... de zon gezien... vanavond de zomerzon gezien? De deuren van het licht gingen langzaam, langzaam schemerdicht. Er gleed als een robijn een vonkje licht in de roemer wijn die Adri aan de lippen zette: in z'n bungalow, verdoken onder aan de oude veendijk (die bedevaart naar dromen en geluk). De ramen van het ziekenhuis keken haar, die minder schijnende, die verdwijnende, weemoedig na, toen ze naar het ING ging: die glazen muil, wachtend in laat licht op een assepoester die prinses van de schoonmaakdienst zou zijn (haar wachtte een koets van pompoen met twee chevaux ervoor). In het botenhuis gleed de zon een zachtrode avondjurk aan, en schreed tenslotte voorbij de lange roeibaan van de wereld af. Heb je vandaag de zon gezien... de zon vandaag... de zilveren zomerzon? Ze liet ons in opnieuw een paarse nacht met zwermen gouden bijen achter, allen achter, met dromen en verwachting, met berusting en herinnering, met liefde en met soms, helaas, een regendruppel van verdriet. Maar morgen in de morgen zal de zon weer over onze Amstel klimmen, en wederom ons leven raken met haar licht tegeef! Ik zet voor jou de wekker, ZuiderAmstelaar, op een zingend vogelvroeg.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2009 | | pagina 53