Kijk, zei ik tegen mijn vrouw. Vast een poëzieliefhebber, we zijn
hier niet alleen vandaag.
Het stemde me gelukkig dat mensen de moeite namen om op
deze dag naar deze plek te komen. Wie weet hoeveel bewonde
raars de kleine pelgrimstocht hadden ondernomen.
Op de kade aangekomen liet ik mijn blik over het schitterende
kruispunt van rivieren gaan.
Vervolgens keek ik naar de man die met zijn linkerhand naar
een groep mensen in de verte zwaaide.
Verdomme, hij staat te pissen, zei ik tegen mijn vrouw. Gege
neerd schuifelden we opzij.
De man maakte deel uit van een reisgezelschap dat zich tegen
over ons op een andere kade luidruchtig ophield. In hoge nood
was hij hier naar afgedwaald om zijn blaas te ledigen.
Wat blijft komt nooit terug, riep ik naar de man en naar Jan
Eijk boven ons.