vreemde begroeiingen en transformaties. We namen een plaats
in te midden van een donker opbloeiend landschap waar zelfs
de lucht bestond uit roodblozende schakeringen en waar alles
de gerimpelde grimas van ontbinding droeg, de geaderde ge
laatskleuren van oud vlees. Het aangezicht van het land zelf
werd gevuld met ontelbaar veel andere gezichten, allen bedor
ven door verachtelijke aandriften. Groteske uitdrukkingen
vormden zich in de donkere groeven van oude basten en in de
krans van verdorde bladeren; pulpachtige, misvormde verschij
ningen gluurden door de vochtige groeven; en de gladde huid
van de staken op het land en de dode zaden die zij droegen,
waren omgevormd tot verwrongen glimlachen. Alles was een
weerzinwekkend masker, beschilderd in onbezonnen, rood
bruine kleuren - kleuren die bloedden met een venijnige in
tensiteit, zo rijk en levendig dat de dingen om ons heen trilden
door hun eigen gerijptheid. Maar ondanks deze schromelijke
tastbaarheid behielden onze dromen in hun diepste wezen iets
spookachtigs. Dit spookachtige bewoog zich voort in schadu
wen, een aanwezigheid in de wereld van massieve vormen,
maar niet eruit afkomstig. Noch behoorde het tot enige andere
wereld die genoemd kon worden, tenzij het dat rijk betrof dat
werd gesuggereerd door een herfstnacht waarin velden have
loos in het maanlicht lagen en een onrustige geest bezit had ge
nomen van de dingen, een grote weerzinwekkende afwijking
die was voortgesproten uit een klamme afgrond vol overvloedi
ge schaduwen, een vals huilende kwaadaardigheid met ingeval
len ogen die omhoog was gerezen om zich te openbaren aan de
koude leegte van de ruimte en de bleke, starende maan.
En het was tot deze maan dat wij ons gedwongen voelden te
richten toen we 's nachts rillend wakker werden en naar troost
zochten, overweldigd door het gevoel dat een ander leven zijn
wortels in ons had geschoten. Een leven dat zocht naar de ul
tieme incarnatie in de lichamen waarvan we altijd hadden ge
droomd dat ze onszelf toebehoorden en ons uitnodigde in de
diepten van een buitengewone oogst. Er was zeker enige op
luchting te bespeuren toen we na veel onzekere toespelingen
en delvingen ontdekten dat de dromen geen ziekte waren die
zich meester had gemaakt van slechts enkele individuen of een
gezin maar een epidemie bleken in de hele gemeente. We wa
ren dan ook niet langer genoodzaakt onze gevoelens van onge-