Plandus bleef afzijdig.
Gelukkig werden we door de Navy gered en in dok gezet. Plan
dus verdween stiekem van boord; zijn instrumentgerinkel
werd opgenomen in de kakofonie van de metropool terwijl hij
Manhattan binnensloop, een oord als in zijn dromen waar de
echt klassieke gedachte dat een stad een kaart moet weergeven
in plaats van andersom tot vanzelfsprekendheid was geworden,
tot steen.
De herdenkingsfeesten vielen tegen omdat hoofdpersoon
Hudson het had laten afweten en ze iemand anders moesten
inhuren om zich in zijn kostuum te hijsen, een amateur die in
de verste verste niet leek op het portret in de Cyclopaedia. Ook
waren er geen Indianen in historisch kostuum aan boord, en
waarom was dit scheepje eigenlijk zo klein?
"Een vlieboot was nu eenmaal niet groter," zei ik verbaasd
tegen de Yanks.
"Bij ons zouden ze groter gemaakt zijn."
De Halve Maen eindigde haar dagen in Cohoes, in het park waar
ze snel na het wegsterven van het feestrumoer tot middelpunt
van een controverse werd. Moest zij behouden worden of weg
gedaan? Men hield hier in de States alleen van oude dingen als
ze nagelnieuw waren en De Halve Maen was nu eenmaal heen
en weer gesmeten op de oceanen, een werkelijkheidsgetrouwe
kopie van haar drie eeuwen geleden in brand gestoken origi
neel, wat eigenlijk neerkwam op vervalsing en daar trapten ze
niet in.
Aangezien ze geen beslissing konden nemen lieten de autoritei
ten de zaak gewoontegetrouw over aan de maffia. Ik had al die
jaren onafgebroken aan de kolderstok gestaan, trouw aan mijn
functie, de kleine man ten voeten uit.
Een figuur in een gestreept maatpak en met een gleufhoed op
zijn kop meldde zich. Hij begon neuriënd mijn vingers van de
kolderstok los te wrikken. Dat viel niet mee, ze zaten daar al
twintig jaar omheen geklemd.
"U kunt maar beter gaan," ried hij niet onvriendelijk. "Mijn
naam is Verrazzano, een miskende; ik voer tientallen jaren vóór
Hudson al in deze wateren en somebody's gotta pay, capice?"
Eén voor één kraakte de maffioso mijn vingers. Zijn handlangers