Even lichtte de mist op tussen twee banken, en ik zag dat Plancius veiligheidshalve een runderhoorn uit zijn ransel haalde en er krachtig op blies. Een tastend en dun geluid, dat tegelijk een melancholieke zwaarte in zich had. Vrijwel on middellijk kletsten grote klodders grijsgroene vogelstront uit de melkachtige hemelsfeer op het bakdek, op Plancius' schouders en zijn zwarte hoed. Een uitmuntend teken, vanouds bekend en geprezen, aanzeggend de zegening en bevruchting der wate ren. Heil de albatros, de jan-van-gent! Nog diezelfde middag kwamen twee of drie kano's langszij. We waren de Nieuwe Wereld dichter genaderd, zo zei de Kapitein verguld, dan ooit een replica vóór ons. Sommige Indianen spraken Frans en dat verschafte Plancius een nog pregnanter uitzonderingspositie dan hij al had, want hij was de enige van ons die deze taal verstond. Er moest trou wens heel wat worden getolereerd van die gevederden met hun ingesmeerde koppen. Zo beweerden ze dat Hudson onlangs een van hun nederzettingen had geplunderd. "Maar dat is driehonderd jaar geleden!" protesteerde de Kapi tein, nadat hij van de vertaling had kennisgenomen. "En boven dien een gerechtvaardigde vergelding. Zeg het hun, Plancius." De Indianen wilden er niet veel van weten, maar dropen ten slotte toch weer af, met gemengde gevoelens de spiegeltjes en spinsteentjes beziend die we ze in de handen hadden geduwd. Onmiddellijk dirigeerde Hudson mij naar de bedompte Kapi teinshut, waar het kacheltje loeide op volle kracht, zodat ik mijn kraag moest losknopen en hij mijn hals begon te kneden, waarbij zijn duimen zacht de korstjes waar mijn nekhaartjes hadden gezeten beroerden, een zeer aangename sensatie maar met ijle strata van schaamte en verwarring, en dicteerde dat het heel anders was gegaan dan die Heidenen beweerden. En de rest is geschiedenis. Nog geen mistbuitje later lagen de Micmac, Beothuk, Abnaki en Wampanoag weer langszij. En praatjes! Nu eens wilden ze onze handspaken en marrelpriemen ruilen voor vrij te plukken bladgroen of gevallen vruchten des velds, dan weer aasden ze als compensatie voor het opschorten van oude grieven op Hudsons muskadel of mijn steeds dichter volgeschreven boek.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2008 | | pagina 44