om als auguur uit de structuur van Hudsons drek onze on middellijke toekomst en koers te bepalen. "Westwaarts!" riep Plancius steevast na danige studie met denkrimpels, getuur in de nachthemel en heimelijke berekening met vingers achter de rug - ons gingen deze vakgeheimen geen donder aan waarna hij de vertrouwde koers aangaf met een alomvattende zwaai, zwarte hoed in de hand. En verdomd, pal westwaarts voeren we dan weer. De samenhang tussen 's kapiteins defecatie ('regular as clockwork'), de wichelarij van Plancius en onze kaarsrechte koers deden mijn gedachten meermalen afdwalen naar mijn oude, moeizame windjammerreizen om de Hoorn met bergen vogelstront, waarvan elke hufter de nabije toekomst kon af lezen: alle zeilen gestreken, de laatste jammers gesloopt, jan maat aangemonsterd bij de Nederlandsch Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij - Neem Alle Smeerlappen Mee zeiden we altijd - die vervolgens de Holland Amerika Lijn werd, een lijnrechte verbinding tussen de continenten, een nieuwe tijd geest, een nieuwe wereld, waar alles moet eindigen met kunst mest en maanraketten die als een pijl uit een boog achter mijn oogleden heen en weer schieten. Op een avond werd ik ontboden in de Kapiteinshut. Daar stond ik in het gezellige lamplicht, temidden van het gepolitoerde hout, gepoetst koper, dofglanzend tin; door de vensters met hun knusse roederuitjes keek je uit over de zich tot de horizon uitstrekkende dekken van Ternuten. Henry Hudson zat onderuitgezakt aan de grote tafel in zijn cabin, achter de buikige VOC-karaf met muskadel, de afgekloven bot jes en uitgestalde appelschillen, zaken van cocagne waar wij gewone pikbroeken geen deel aan hadden. Zijn gezicht boven de gigantische gesteven kraag nog jeugdig, het haar en de korte ringbaard vol en donker, zwart bijna. Zijn kneveltje was opge draaid in enkele warrige punten, zijn blik open maar ernstig, dodelijk ernstig. Ik had hierbij enige moeite om mijn eigen blik scherp te stellen. Er is namelijk geen enkel portret van Henry Hudson met zekerheid bekend; het konterfeitsel dat ik voor me zag was ontleend aan de Cyclopaedia of Universal History, editie 1885, die ik weer had ingezien bij Plancius en dan nog vluchtig, want thuis hadden we geen geld voor dure boeken en de cartograaf keek elke visite snel de deur uit.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2008 | | pagina 41