Het einde van de kunst
Je mag niet, zei de uil tot de auerhaan,
je mag niet de zon bezingen
De zon is niet belangrijk
De auerhaan nam
de zon uit zijn gedicht
Je bent een kunstenaar,
zei de uil tot de auerhaan
En het was mooi duister
(Uit Sensible wegé)
Waar we wonen
(voor Felix, de kleinzoon)
Daar waar in de morgen
het gekraai van hanen
de auto's in het dal
nog net overstemt
Nog net
Kom, om de haan te helpen
(Uit Auf eigene hoffnung, 1981