freiwillige Ausbürgerung': tegen zijn zin in moest hij naar de
Bundesrepublik verhuizen. Daar kwam hij in 1982 in conflict
met de West-Duitse schrijversbond, die destijds erg politiek
georiënteerd was en van de leden verwachtte dat ze zouden
meelopen op de 1 mei-demonstratie: 'Wie schrijft moet ook
marcheren'. Kunze reageerde fel: "Alleen wie goed schrijft,
bewijst dat hij thuishoort in de bond". Zijn loepzuivere, een
voudige, beeldende, soms scherpe, maar bovenal menselijke en
wijze poëzie, waarin de Duitse gewoonte ontbrak om zelfstan
dige naamwoorden met een hoofdletter te beginnen, sprak me
sterk aan.
(De vertalingen zijn van mijn hand.)
Elfjarige
"Ik ben in de groepsraad gekozen" zegt de jongen en hij spietst
hamblokjes aan zijn vork. De man die het eten voor hem be
steld heeft, zwijgt. "Ik ben verantwoordelijk voor de socialisti
sche weerbaarheidsopvoeding", zegt de jongen.
"Voor wat?"
"Voor de socialistische weerbaarheidsopvoeding." Hij zuigt op
de macaroni aan zijn onderlip.
"En wat moet je daar doen?"
"Ik bereid manoeuvres voor en zo."
(Uit Die wunderbaren jahre, 1977)
Over de noodzaak van censuur
Alles kun je
retoucheren
rr\
Alleen niet
het negatief
in ons
(Uit Sensible wege, 1969)