Nu is ze weg. Halleluja. Houtman is er niet rouwig om. Ze is
zeventien. Mooie leeftijd om op te rotten.
"Als haar geld op is komt ze wel terug," zegt hij stroef. Hannah
is er niet zeker van. Als ze met een katholiek aan de haal gaat
kunnen ze het wel schudden.
Om tien uur zit de ouwe baron in het vervallen landhuis aan de
Zuidweide te luisteren naar het gezever van zijn huishoudster.
Een keer per jaar gunt hij haar die lol. Ze lult aan één stuk door
en pas als ze naar adem hijgt zegt hij ja. Of nee. De tijd gaat
verder. Ook voor hem. Zijn titel is erfelijk maar hij heeft geen
nakomelingen. Het geld gaat naar de kerk. Hij lacht genietend.
De pastoor zwaait altijd enthousiast als hij hem tegenkomt.
Er is helemaal geen geld. Hij heeft een pensioentje. Het huis
staat op instorten. Als het in elkaar sodemietert is alles weg.
Waarschijnlijk houdt hij samen met de huishoudster enkel
door hun aanwezigheid de boel overeind. Ze hebben het weer
een jaar gered. Over drie maanden wordt hij tachtig en hij
gelooft het wel. Het houdt hem niet echt bezig.
Ze zijn niet aan zijn deur geweest om te zingen. Er gaan praat
jes. Hij weet het. De huishoudster hoort wel eens wat, hoewel
ze haar nooit rechtstreeks aanspreken. In het dorp wordt achter
haar rug gesmiespeld. Maar de rechter heeft hem vrijgesproken
wegens gebrek aan bewijs. Sindsdien is het rustig in de tuin. De
boomhutten vallen geleidelijk uit elkaar en er hangt nog een
jasje dat nooit is opgehaald.
De huishoudster schenkt een borrel voor hem in en neemt zelf
ook wat. In het dorp slaat de klok elf keer.
Het oudejaarszingen is nu voorbij. Sommigen zijn de boeren
afgeweest in de hoop meer te krijgen omdat ze er meer moeite
voor moeten doen. Daar hebben de boeren geen boodschap
aan. Die zijn afstanden gewend. De zangers mogen wel binnen
komen om hun kunstje te doen en krijgen dan een neut. Na
drie boeren zijn ze straalbezopen. Ja, eerst die warmte binnen.
En dan de kou weer in. Bertje de Vegt en Hannes Walvis lopen
in het donker struikelend de verkeerde kant op en dreigen in
Meerland terecht te komen.
"Dat nooit," roepen ze als ze het vurig verlichte crucifix op de
kerktoren zien. In Meerland moet je niet zijn. Daar snijden ze