deerde het inmiddels al enkele jaren eerder verschenen E. du Perron, Het leven van een smalle mens. En opnieuw werd ik met dezelfde vraag geconfronteerd: vind ik Blijstra een goede of een slechte schrijver? Zijn stijl is wat stroef en onhandig, vooral in de zinconstructies met bij- en tussenzinnen. Maar dat kan ook een teken van de tijd zijn, want bij Ter Braak trof ik hetzelfde gebrek aan souplesse. Het oordeel van Ter Braak, dat Blijstra als schrijver tweederangs was, sloeg ook niet op de stijl, maar op de meningen van zijn personages en hun overtuigingskracht. Voer voor taalkundigen? Hoe het ook zij, al lezende went de stijl en stoort hij niet meer. Blijstra noemde zichzelf geen geboren, maar een getogen schrijver. Wat het oordeel over zijn werk ook is, het is duidelijk dat het schrijven hem in het bloed zat. Of dat het gevolg was van een aangeboren afwijking of een opgelopen infectie, is van ondergeschikt belang. Blijstra schreef omdat hij móest schrijven, niet, of in ieder geval niet op de eerste plaats, omdat hij er zijn brood mee verdiende. Ook dat blijkt uit de lange tijd die vaak zat tussen schrijven en publiceren, ook nog toen hij met pensioen was en bij De Beuk publiceerde (bijvoorbeeld Mijn tijd is beperkt, geschreven in 1970, gepubliceerd in 1975). Het is door die gedrevenheid, en dat vanuit een socialistische levensovertuiging, dat hij nog altijd een interessante schrijver is, die een aantal nog altijd lezenswaardige boeken heeft ge schreven. Het lijkt mij deze levensovertuiging en gedrevenheid die Blijstra ertoe bracht om bepaalde situaties en bepaalde typen mensen in zijn verhalend proza te onderzoeken. Een emotioneel gedreven rationeel uitgangspunt dat misschien niet altijd overtuigde, maar dat ook dan boeit. Voer voor literatuur psychologen? Hoe het ook zij, de kritiek van Ter Braak lijkt mij niet terecht, hoe juist de constatering ook mag zijn. En de relatie met Du Perron? In Het land van herkomst noemt Du Perron de niet bij name genoemde Blijstra een vriend. In E. du Perron, Het leven van een smalle mens, in voetnoot 109 van hoofdstuk 21, schrijft Kees Snoek: "In hoeverre Blijstra al dan niet kan worden beschouwd als een epigoon van Duco Perkens verdient nader onderzoek." De bedoelde karakteristiek heeft betrekking op het werk dat Du Perron als Duco Perkens schreef: "Du Perron had er veel autobiografisch materiaal in verwerkt. Voor een deel schreef hij zijn frustraties weg, voor een ander

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2008 | | pagina 20