toch niet?" Haar stem trilde, van de kou en onzekerheid.
"Ik ben bang van wel. Kijk maar eens goed. Of voel er even
aan." Hij voegde de daad bij het woord en kneep in haar rech
ter borst. In een reflectie duwde ze hem van zich af. Hij wan
kelde en greep naar haar en de ezel om zijn evenwicht terug te
vinden. Met zijn ene hand zwaaide hij door de lucht, de ander
pakte het doek, dat van de ezel schoot en op het dak viel. Hij
balanceerde op één been.
"Godverdomme, trut, zo meteen val ik naar beneden." Op het
moment dat hij het zei, deed hij een pas achteruit en viel met
gespreide armen in de diepte. Hij krijste, als een meeuw in
doodsangst.
Versteend bleef ze staan. Het enige wat ze kon was gillen en
zijn naam roepen. "Willy, Willy." Haar stem vervloog in de
wind.
Hulp, ze moest hulp gaan halen. Zou hij dood zijn? Ze durfde
niet te kijken, maar deed onbewust een stap naar de rand van
het dak. Hij lag achterover op de tegels in het straatje voor de
fabriek. Aan de ene kant van zijn hoofd de rode alpinopet, aan
de andere kant een steeds groter wordende plas bloed van
dezelfde kleur.