ABBEVILLE Wij waren neergestreken op een kleine camping in de buurt van Abbeville in Picardië, voor een lang weekend even niks aan (q ons hoofd. Wat mij betreft ook om mijn Frans weer eens wat op te halen. Tijdens mijn jarenlange verblijf op een Franse fabriek was ik gaan houden van de melodie van deze taal die door vrouwen lijkt te zijn gecomponeerd. Fransen voeren gezongen conversaties, als je tenminste het geruzie en geschreeuw uit de sloppenwijken van de grote steden niet meetelt. We slenterden het dorpje in dat bij de camping hoorde om te zien of we wat eten konden kopen in een supermarktje of zo. Eigenlijk tegen beter weten in. Op zondagmiddag in Frankrijk een winkel open vinden is hetzelfde als proberen een aap het Wilhelmus te laten zingen. De huizen leunden in zalige rust tegen elkaar en de bewoners hadden zich verstopt. Enkel op het dorpsplein viel iets te be leven. Een stuk of twintig mensen luisterden naar een man die op een klein podium, naar ik dacht, een voorstelling gaf. Hij deed me denken aan George Moustaki, de Frans-Griekse trou badour die met zijn prachtig-treurige chansons zoveel emoties wist op te wekken en mij indertijd met één nummer over de streep trok. Over de jonge postbode die zo tragisch aan zijn eind kwam. "Le jeune facteur est mort. II n'avait que dixsept ans." Ik herinner me dat ik moest huilen toen ik het nummer voor het eerst hoorde en daarna heb ik zijn platen grijsgedraaid. Nooit meer heb ik, behalve Leonard Cohen, een zanger gekend die melancholie wist te verheffen tot kunst. Zonder de schijn van masochisme op me te willen laden ontdekte ik daardoor dat er een zeker genot zit in het hebben van verdriet. I"*» ro De man gooide ondertussen alle wapens in de strijd om zijn publiek vast te houden. Stukje bij beetje kreeg ik in de gaten

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2007 | | pagina 37