De kaaien blinken in de zomerzon
en er is markt. Vissen met open ogen,
nu zilver in de kramen aan het drogen,
dromen van zee waar 't leven ooit begon.
Boeren met bolhoed in hun beste pantalon
hebben zich fietsend naar de markt bewogen.
De vrouwen achterop, hun rokken hoog en
de Lange Jan tingtangt zijn carillon.
Daar is de witte brug waar ooit een hondje
zich zien liet in een blaffend spokenlijf.
Maar volgde je het argeloos, dan vond je
de weg nooit terug, je werd voorgoed gewist.
Ik zag geen hond. Wel een verhuisbedrijf.
Mijn Middelburg vervaagde in de mist.
(uit Looiedetten, Atlas, Amsterdam 2006)