"Ik treed op met Punchinello. We hebben een act waarbij ik op
zijn schouders moet gaan staan, hij pakt dan mijn handen vast
en ik spring
"Zijn jullie daar weer," zei de waard en leunde dreigend over de
bar.
"Drie bier," zei de Cyperse Kater en stak zijn poot in de lucht.
"Onze nieuwe vriend hier," zei Reinaarde en klopte me op de
schouder, "betaalt."
De waard tapte drie pullen vol donker bier, maar wachtte totdat
ik betaald had, voordat hij ze onze kant op schoof. De vos en
de kater moesten wel uitgedroogd zijn, zo vielen ze erop aan.
"Ah, wat een medicijn!" zei de vos met een natte snuit.
Omdat ik geen spelbreker wilde zijn nam ik ook kleine slokjes
uit mijn pul. Het smaakte bitter en wat wrang. Waarom maak
ten ze geen medicijn uit suiker?
Cagliostro hield van drinken. Zo ga ik tenminste ingemaakt de
eeuwigheid tegemoet, zei hij altijd. Hij dronk iedere avond, ge
zeten aan de werkbank in zijn atelier, of hij nu alleen was of
in het gezelschap van één van zijn zeldzame gasten. Een keer
vertelde hij de Comte de Saint-Germain over zijn jonge jaren.
Ik was onder tafel gekropen om een levende muis uit een val te
redden, maar ik kwam zelf als een muis in de val te zitten, want
Cagliostro en zijn gast kwamen de werkplaats binnen en zetten
zich aan de werkbank. Ik maakte me zo klein mogelijk, durfde
niet te bewegen. Ik hoorde alles wat er gezegd werd. Stilletjes
vervloekte ik mijn oren, die me bij ontdekking door Cagliostro
tot een houtblok voor de haard zouden maken.
Ik had toen enige faam opgebouwd als geneesheer en alchemist. De
rijkaards fladderden om me heen als bijen om een bloemkelk, want
rijken willen maar één ding en dat is nog rijker worden, en ze koester
den de hoop dat ik iets zou laten vallen omtrent mijn Grote Ontdek
king: de transmutatie van lagere metalen in puur goud. Uiteindelijk
sloot ik een overeenkomst met een dikke onbenul van een goudsmid,
Marano was zijn naam. Allereerst eiste ik een portie goud, die ik
natuurlijk nodig had om ingrediënten en katalysatoren te kopen.
De man moet een kapitaal bezeten hebben, want hij kwam op
de proppen met twee zakken, elk zo groot als een van de heerlijke
borsten van mijn moeder en ieder gevuld met gouden klompjes zo
groot als de tandjes van een kind.