EEN MEDOGENLOZE VREDE Voor Slobowitsch "O Op de tiende dag van de oorlog werd ik verkouden. Als ik slikte hoorde ik in mijn hoofd het geraas van instortende muren. Het was niet de eerste keer dat ik dat jaar wat mankeerde. Ik wist niet wat de oorzaak was van mijn steeds terugkerende ellende en eigenlijk wilde ik het ook niet weten, bang als ik was dat een medisch onderzoek een verschrikkelijke ziekte aan het licht zou brengen. Het leek me het beste om zo lang mogelijk met wat het dan ook wezen mocht, rond te lopen. Wel raadpleegde ik E telefonisch mijn huisarts, dat kon geen kwaad. Ik wist dat ik de man niet zelf aan de lijn zou krijgen. Hij beschikte over een doortastende assistente die tachtig procent van de ziektegeval- vQj len in zijn praktijk telefonisch afhandelde. Zij was het dan ook die me op daadkrachtige wijze een hoestsiroop aanbeval. Deze kon ik zonder recept bij een apotheker ophalen. Toen ik een C paar uur later de apotheker uitlegde wat mijn verlangens waren, vroeg hij om wat voor soort hoest het ging. Ik moest het antwoord schuldig blijven, maar kreeg niettemin een fles met op het etiket het opschrift: tegen droge (afmattende) hoest. Na enkele dagen nam mijn keelpijn wat af, maar mijn hoest buien werden steeds krachtiger, vooral 's nachts. Zodra ik mijn hoofd op het kussen liet zakken sprong er een hardnekkige prikkelhoest op in mijn keel die na verloop van tijd de aderen in mijn hoofd bijna deed knappen. Slapen was zo goed als onmogelijk onder deze omstandigheden. Koorts bleef echter uit, dus volgens de maatstaven van de vijftiger jaren - de jaren die me gevormd hadden - was ik niet echt ziek. Wel zag ik af en toe in een visioen wat de rook van tienduizend cigarillo's in mijn keel had aangericht. Ik was inmiddels gestopt met roken. Roken stond onder deze omstandigheden gelijk aan zelfmoord, jgiu De vraag of ik ziek was bleef in een moreel vacuüm hangen. In ieder geval werd ik iedere ochtend ontredderd wakker na een

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2006 | | pagina 23