GOTHIC A GO GO u <V CO Eerst waren er eerbiedwaardige en eeuwenoude wouden, en on herbergzame rotswanden, en watervallen die met een enorm kabaal in peilloze afgronden stortten. Dan kwam ik plotseling op verlaten plekken in de middagzon, waar geen zuchtje wind ooit doordrong en waar onmetelijke velden papavers en ranke, lelieachtige bloemen zich uitstrekten zo ver het oog reikte, vol komen stil en bewegingloos, voor altijd. Dan weer maakte ik een tocht diep omlaag, naar een andere streek die alleen uit een schemerig en vaag meer bestond, begrensd door een rij wolken. En uit dat sombere water verrees een woud van hoge bomen, als een woestenij van dromen. En ik nam in mij op hoe de schaduwen van de bomen die op het meer vielen niet op het wateroppervlak bleven liggen, maar langzaam en gestadig naar beneden zakten en zich vermengden met de golven, terwijl uit de boomstammen voortdurend nieuwe schaduwen kwamen die zo de plaats innamen van hun broeders die in hun graf verzonken lagen. "Dit dan," zei ik bedachtzaam, "is precies de reden waarom het water van dit meer in de loop van de jaren zwarter wordt, en somberder, naarmate de tijd verstrijkt." In gedachten verzonken vervolgde ik mijn weg, langs vochtige, met mos begroeide bomen; door hoog, vaalgeel gras; langs slap en levenloos riet waarop witte, vlokkige schimmel tierde; en langs vervallen vogelnesten die, tevergeefs wachtend op de terugkeer van hun bewoners, niet bestand bleken tegen de wer king van de tijd. Met iedere voetstap vloeide mijn kracht verder weg in de doordrenkte en met plantenresten bedekte bodem, en alleen de overtuiging dat ik spoedig mijn bestemming - wat die ook mocht zijn - zou bereiken, gaf mij de moed mijn tocht voort te zetten. De lucht was verzadigd van vocht dat als kil zweet neersloeg op mijn gezicht. Soms dichtbij, dan weer ver weg, maar altijd vervormd alsof het uit een waterige diepte op-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2005 | | pagina 93