Toen God op een keer om zich heen keek zag hij een heelal
zonder einde. Zo groot was het geworden. Want Hij was, nadat
Hij zijn eerste heelalletje had gebouwd, als goed ondernemer
natuurlijk doorgegaan. Iedere dag een paar miljoen planeten en
sterren erbij: je zult het maar in je vingers hebben. Af en toe
plofte er wel eens wat uit elkaar, maar alia, iedereen maakt
fouten.
Tot het moment kwam dat Hij het in zijn eentje niet meer kon
overzien en Hij besloot de zaak te splitsen. Een deel hield Hij
voor zichzelf en een deel ging naar zijn zoon. Want die jongen
werd ook ouder. En wist bovendien nog niet precies wat hij
wilde. Hij sjeesde wat rond in hemel en heelal en verveelde
zich te pletter. Dit was dé gelegenheid hem wat meer verant
woordelijkheid te geven en zodoende het familiebedrijf in
stand te houden. Met een slordige duizend miljard sterren en
planeten in de knip zou hij zich de komende tijd wel kunnen
vermaken.
En hij kon het, dat wist God. Hij had wel eens meer een klusje
voor Hem opgeknapt.
Zodoende kreeg, in de tijd die volgde, iedere planeet bezoek.
"Ga maar eens rondkijken en laat je maar eens zien," had God
gezegd. "Dat is goed voor de P.R."
Op de meeste planeten die hij aandeed was werkelijk geen fok
te beleven. Rotsen en stenen, soms bloedheet, dan weer ster-
venskoud. Wat moet je daar? Er waren planeten waar wel het
een en ander rondkroop, maar daarmee viel toch nauwelijks
een fatsoenlijk gesprek te voeren. Zo werd een deel van het
heelal afgewerkt. De snelheid waarmee het gebeurde wekte de
goedkeuring van de hele hemel op. Zo hoort het. Even jezelf
laten zien en dan weer weg. Anders gaan ze vragen stellen.